Roei- & Zeilvereniging Daventria
Op basis van het systeem van bevoegdheden voor roeien en sturen (zie vorige hoofdstuk) werken we in dit hoofdstuk uit welke eisen verbonden zijn aan de onderscheiden bevoegdheden en welke doelen daarmee bereikt worden. Uitgangspunt bij alle examens is dat je nieuwe ‘privileges’ krijgt en dat getoetst wordt of je veilig met deze privileges om kunt gaan, waarbij veilig gedefinieerd wordt als geen risico voor jezelf, je ploeg, je materiaal en je omgeving. We hanteren daarbij dezelfde volgorde als in het vorige hoofdstuk.
De 3e klas bevoegdheid beoogt de volgende doelen:
In de praktijk leidt het nastreven van deze doelen tot de volgende vereisten:
De 2e klas bevoegdheid beoogt het volgende doel:
In de praktijk leidt het nastreven van dit doel tot de volgende vereisten (naast alle eisen van voorgaande examens):
De IJsselbevoegdheid roeien beoogt het volgende doel:
Voor IJsselbevoegdheid roeien gelden de volgende praktijkeisen:
Ter verkrijging van deze bevoegdheid dient de roeier vijf keer met goed gevolg onder begeleiding van een roeier in bezit van IJsselbevoegdheid roeien een outing op de IJssel te volbrengen in een skiff (stroomopwaarts tenminste tot aan de Wilhelminabrug of stroomafwaarts tot aan de steenfabriek). De roeier moet vijf handtekeningen van begeleider(s) overleggen aan de examencommissie. De laatste handtekening dient afkomstig te zijn van een lid van de examencommissie of van een lid met de bevoegdheid ‘5e handtekening IJsselroeien’. Gedurende de outing heeft de roeier te maken gehad met tenminste scheepvaart en enige mate van stroming, wind en/of golfslag. Voordat de roeier de IJsselbevoegdheid roeien verkrijgt moet hij/zij in het examen Theorie IJssel met succes hebben afgelegd.
De 1e klas bevoegdheid scullen of boorden beoogt het volgende doel:
Voor de 1e klas bevoegdheid gelden de volgende praktijkeisen (naast de eisen van alle voorgaande examens). Hierbij moet opgemerkt worden dat de roeistijl van een roeier minder relevant is, mits de roeier effectief, blessurevrij, hard en zonder schade voor het materiaal kan roeien. Dit houdt het volgende in:
Bovenstaande eisen zijn geconcretiseerd door:
De havenbevoegheid sturen beoogt de volgende doelen:
Voor de havenbevoegdheid sturen gelden de volgende praktijkeisen:
De bevoegdheid IJsselsturen beoogt de volgende doelen:
Voor de bevoegdheid IJsselsturen gelden de volgende praktijkeisen (naast die van alle voorgaande examens):
Om StIJ bevoegdheid te verkrijgen dient de kandidaat vijf keer met goed gevolg een outing op de IJssel te sturen, dit ter beoordeling van een ervaren slagroeier. Als bewijs daarvan dient de roeier een vijftal handtekeningen van de begeleider(s) te overleggen aan de examencommissie. De laatste handtekening dient afkomstig te zijn van een zogenaamd 4e en 5e handtekening bevoegde. Om met deze praktijkproef te mogen starten moet de roeier het Theorie examen IJssel (Th IJ) met succes te hebben afgelegd.
Het examen dient bij een bevoegde ploeg onder representatieve omstandigheden afgelegd te worden. Daar gelden de volgende eisen voor:
De handtekeningen worden geplaatst op het Examenformulier StIJ.
Het op boeg roeien in een ongestuurde of voetgestuurde boot vereist dat je de eisen van het roeien en sturen op de IJssel kunt combineren.
Voor het roeien op boeg op de IJssel in de dubbeltwee, tweezonder, de IJsselscout en de C3x boten, ( Daventria 125 en de Overstekende Krib) en geldt, dat je de bevoegdheid IJsselbevoegdheid Sturen (STIJ) en IJsselbevoegdheid Roeien (RIJ) moet bezitten. Voor degenen die in een C3x op de IJssel op boeg willen roeien en sturen en wel Ax2 hebben, maar niet over RIJ beschikken, geldt dat ze in plaats daarvan STRIJ2 kunnen behalen. Deze bevoegdheid kan worden verkregen door een examen af te leggen (3 outings onder begeleiding van een ervaren ploeg, aangetoond door handtekeningen van je begeleiders).
De volgende vaardigheden worden getoetst:
Voor de 4 zonder (4x-) geldt dat de roeier, naast RIJ, het examen StRIJ4 moet doen, op dezelfde manier te verkrijgen als STRIJ2, zie boven.
De bevoegdheid Wedstrijdsturen beoogt een ploeg tijdens een wedstrijd op vreemd water veilig te kunnen sturen. Deze bevoegdheid is vereist voor het mogen sturen van grote wedstrijden (zie paragraaf 1.2). Dit zal het geval zijn op een bochtig, eventueel stromend, parcours waar veel boten tegelijk starten. Een "wedstrijdstuur" wordt geacht bekend te zijn met de diverse wedstrijdprocedures (o.a. start, protest tijdens de wedstrijd). Deze bevoegdheid is alleen te verkrijgen door bij wedstrijdploegen meerdere malen met goed gevolg te sturen op drie kleinere wedstrijden. Of de kwaliteit voldoende is wordt bepaald door de examencommissie in overleg met de "ervaren" slagroeier van de betreffende wedstrijdploeg.
Het theorie deel 1 examen beoogt de volgende doelen:
Voor het theorie examen deel 1 gelden de volgende praktijkeisen:
Het theorie deel 2 examen beoogt de volgende doelen:
Voor het theorie examen deel 2 gelden de volgende praktijkeisen:
Deze kennis wordt getest met een schriftelijk theorie-examen. De leden van de examencommissie mogen ook tijdens praktijkexamens nog aanvullende toelichting aan de roeiers vragen.
Praktijkopdracht Materiaal (PO Mat)
Praktijkopdracht Botenwagen (PO BoWa)
Praktijkopdracht coaching/instructie (PO CI)
C1X-
Een C1X- is een C-boot waarin zonder stuur geroeid wordt. Voor deze boten is de Cx3 bevoegdheid voldoende.
Bij een lage watertemperatuur mag in deze boten geroeid worden zonder dat daarvoor dispensatie is aangevraagd. Hiervoor is echter minimaal de Ax2 bevoegdheid nodig.
Oefenen voor een hogere bevoegdheid
Voor elk van bovengenoemde categorieën geldt in beginsel dat een met goed gevolg examen recht geeft om te oefenen voor een hoger examen in hetzelfde boottype. Dus: iemand met 3e klas roeien in een C2 of C4, kan oefenen voor het 2e klas examen in een C2 of C4, maar niet in een gladde 2. Voor dat laatste is 3e klas roeien in een skiff vereist.
Tijdens de beginnerscursus wordt van deze regel afgeweken, omdat er niet voldoende oefenboten zijn. Na het behalen van de 3e klas bevoegdheid moet in de oefenboten geoefend worden voor het 2e klas examen.
Oefenen in een hoger boottype
Indien eenmaal een bepaalde bevoegdheid is behaald, mag uitsluitend na toestemming van het bestuur worden geoefend in roeimateriaal waarvoor een hogere bevoegdheid is vereist. Dus: een 2e klas roeier mag met toestemming van het bestuur oefenen in een 1e klas boot. IJsselbevoegdheid roeien / sturen (afhankelijk van C- of gladmateriaal) van de meerderheid van de bemanning is dan vereist zodra op de IJssel wordt geoefend.
Beperkt bevoegdheid bootbemanning: de helft plus een
Als slechts een deel van de bootbemanning voldoende is gekwalificeerd voor het roeien in een bepaalde boot, geldt als regel dat minstens de helft plus één bevoegd dient te zijn tot het roeien in die boot.
Bijvoorbeeld: als een ploeg op de IJssel oefent, moeten tenminste de stuurman en de boeg en een tweede roeier beschikken over IJsselbevoegdheid sturen. Bovendien moet er voldoende lichamelijke kracht aan boord zijn om de boot in noodsituaties te kunnen beheersen. Een ander voorbeeld: een ploeg mag in een 1e klas gladde vier oefenen, op voorwaarde dat minstens drie roeiers 1e klas bevoegdheid hebben.
In geval van een dubbeltwee (2x-) in combinatie met roeien op de IJssel is de bovenstaande regel mbt "de helft plus een" niet toepasbaar. In deze specifieke situatie geldt de regel dat de boeg over minimiaal 2e klas skiffbevoegdheid (Ax2), IJsselbevoegdheid roeien (RIJ) en voldoende kracht moet beschikken terwijl de slag minimaal 2e klas skiffbevoegdheid (Ax2) moet hebben, IJsselbevoegdheid sturen (StIJ, voor gestuurde boten) en over voldoende kracht beschikt om op de IJssel goed te kunnen roeien. Dit laatste ter beoordeling van de bevoegde boeg ("check voor vertrek") en in geval van twijfel dus niet de IJssel op gaan.
In geval van tweezonder (boordtwee / 2-) geldt de regel dat beide roeiers moeten beschikken over 1e klas boordbevoegdheid (Ab1) in plaats van 2e klas skiffbevoegdheid (Ax2). De overige regels van de dubbeltwee zijn ook van toepassing op een tweezonder.
In geval van een gestuurde C3 (C3x+) in combinatie met roeien op de IJssel is de bovenstaande regel mbt "de helft plus een" door het even aantal roeiers lastiger toepasbaar. In deze specifieke situatie geldt de regel dat de stuur & boeg over minimiaal 2e klas C-bevoegdheid (Cx2), IJsselbevoegdheid sturen (StIJ) en voldoende kracht moeten beschikken terwijl de slag & 3e roeier minimaal 2e klas C-bevoegdheid (Cx2) moet hebben en over voldoende kracht beschikken om op de IJssel goed te kunnen roeien. Dit laatste ter beoordeling van de bevoegde stuur & boeg ("check voor vertrek") en in geval van twijfel dus niet de IJssel op gaan. In geval van een stuur in opleiding verschuift de roeibevoegdheid naar de roeier op slag
Vierzonder
Voor het sturen van een 4- (scull of boord geriggerd) worden specifieke eisen gesteld die samenhangen met de complexiteit van gelijktijdig roeien en met de voet sturen.
Gestelde eisen:
Analoog aan de gang van zaken bij StW wordt de mate waarin kandidaten voldoen aan bovengenoemde eisen, in de praktijk getoetst door een kandidaat ten minste drie keer op boeg mee te laten varen. Alleen indien de examencommissie akkoord is, wordt de naam van de kandidaat toegevoegd aan de lijst gemachtigden sturen 4x-. Als voorbereiding op de praktijktoetsing in de 4x- wordt gesuggereerd om een aantal keren te oefenen als boeg in de C3x-.
Wedstrijdmateriaal
Voor het roeien in wedstrijdboten is toestemming vereist van het bestuur.
Registratie bevoegdheden
Met goed gevolg afgelegde examens voor roeien en sturen worden als volgt geregistreerd.